vrijdag 1 augustus 2014

30 juli 2014. De start van een fietstocht volgens Langs Oude Pelgrimswegen



Woensdag morgen, al vroeg wakker, te vroeg om op te staan. Dus nog wat dommelen. Vandaag zal het beginnen. Alle voorbereidingen zijn goed afgerond. En toch klopt er iets niet. Ik zou reuze nerveus moeten zijn om aan mijn drie weken durende fietsvakantie naar St. Jean Pied de Port te beginnen. Ja, ik ben wel super gespannen, maar meer van angst voor de tocht, dan dat ik er zin in heb. Ik zie er gewoon tegenop.
Dat is raar, want vorig jaar ben ik op dezelfde manier drie weken weggeweest voor de Groene Weg naar de Middellandse Zee.
Ik laat me niet kennen en ik ga ervan uit dat het bij de echte start, morgen ,donderdag, wel over zal gaan.
Mijn dochters zijn toevallig ook thuis en mijn kleinzoon van 8 maanden. Als afscheid drinken we samen koffie en eten een stukje appelgebak.

Dan is het echt tijd om te vertrekken. Samen met mijn vrouw ga ik naar het station, daar nemen we afscheid, wensen elkaar de gebruikelijke dingen toe. En het is net of ik er zin in heb.Zwaaien en daar gaat de trein. De reis is begonnen.
In de fietscoupé zitten twee knapen met skateborden. Zij zijn ook onzeker.  Ze weten niet precies waar ze moeten uitstappen. Amersfoort- Vathorst. Maar welke halte is dat ? Ondertussen kijken ze vol bewondering naar mijn opgeladen fiets. Of dat niet zwaar fietst willen ze weten. Nou, dat gaat wel.  Als je eraan gewend bent, valt het wel mee. Ik geef ze een teken dat ze eruit moeten. Ze gaan daar blijkbaar skaten.

De trein rijdt verder en ik stap uit in Utrecht. Daar zijn ze aan het verbouwen en steeds verwonder ik me erover, dat het hele trein- en passagiersgebeuren doorgaat ondanks de werkzaamheden. Heel knap om dat te organiseren en uit te voeren. Met de lift ga ik naar de stationshal, even naar de wc en  dan naar perron 15.
Maar dan bedenk ik me dat ik wel de keuzedag op mijn OV heb geladen, maar niet heb ingecheckt. Dan dat eerst maar hier in Utrecht. Daar merkt de NS niets van als ze niks controleren. Want een conducteur is nergens te bekennen. Daar komt de trein al aan. Met opzet ga ik midden in de morgen op stap met het idee dat de meeste fietsreizigers dan wel vertrokken zullen zijn. Maar nee hoor, de trein van elf uur is ook stampvol fietsers. Ik kan er nog net bij, denk ik. Maar dat denken mensen na mij ook nog. Dat de NS daar niet betere voorzieningen voor maakt.

Een volle trein met fietsers heeft ook wel wat. Vlak na mij stapt er nog een man in met een soort grote vouwfiets. Omdat er geen zitplaatsen meer zijn, gaan we op de trap zitten. Op de stoelen zitten twee jonge heren en een echtpaar met beladen fietsen. Wij, de andere fietsende reiziger en ik, zitten op de traptreden. Ik merk dat ik me zonet,  bij het draaien van mijn beladen fiets, gestoten heb aan mijn heupbotrand. Het doet behoorlijk pijn. Verder stoor ik me er niet aan. Al gauw gaan de vragen over en weer waar we heen gaan en wat we gaan doen. De andere man blijkt van dezelfde leeftijd te zijn. Hij gaat van Maastricht naar Luik fietsen. Ik vertel dat ik langs pelgrimswegen naar de Pyreneeën ga. Maar eerst ga ik van Maastricht naar Epen.
Na 's Hertogenbosch kunnen we allebei zitten en zo praten we in een viertal, wij, de oudere heren en de twee jongemannen. Reizen, politiek en koetjes en kalfjes passeren de revue. En in Sittard verlaten de jongens de trein. We babbelen verder en voordat we het in de gaten hebben, zijn we in Maastricht. Bij het verlaten van de trein, til ik mijn fiets niet zo goed eruit en in mijn rug voelt het iets verdacht. Maar niets ernstigs.
Wel bedenk ik me nu, dat ik door al het gepraat, vergeten ben om me in de trein in fietskleding te steken. Het perron is leeg, in geen velden of wegen is er een mens te zien en er staat een grote pilaar voor me. Een uitgezochte plek om me om te kleden. In een mum van tijd ben ik van reiziger in korte broek, een reiziger in fietstenue. En dan, moet ik nog naar de wc? Is er nog eten nodig om te kopen? Nee. Alleen uitchecken en dan kan de reis beginnen.
Ik verlaat het station en met een grote boog om een bus heen ga ik naar de straat. Aan de overkant zitten fietsreizigers met beladen fietsen op een terrasje. Ik ben niet de enige vakantieganger op een fiets.Ik heb de fiets anders beladen. Het gewicht is beter verdeeld over voor- en achtertassen en de achtertassen hangen lager aan de bagagedrager. Dat is goed te merken. Het rijdt stabieler.

Omdat ik dit al veel vaker heb gedaan, vanuit Maastricht vertrekken voor een fietstocht, weet ik de weg en kan zonder kaartlezerij de weg vinden. Natuurlijk kan ik niet laten om de routebeschrijving uit het boekje Langs Oude Wegen te controleren. Want ze beschrijven de LF6. Zo trap ik Maastricht uit. Het gaat meteen omhoog. Niet steil maar meer valsplat.  Hoewel ik dacht, dat mijn conditie nog goed was, valt het zwaarder dan ik had verwacht. Zo pedaleer ik naar Bemelen. Daar moet je eigenlijk naar rechts een flinke klim nemen. Maar ik kies de gemakkelijke weg en ga rechtdoor. Dan kom ik zonder veel moeite ook bij Gasthuis.
Later neemt de route een andere weg dan de LF6, want ik kom op een andere plek in Gulpen. Deze manier voorkomt een hevig afdalen met een zware fiets. Het gaat langs, ongeveer, de kerk. Bij de stoplichten naar links en dan verder naar Mechelen en Epen. In Gulpen word ik bijna omver gelopen. Een man steekt voor me over en achterom kijkend praat hij tegen iemand, die ik niet kan zien. Opeens stapt een vrouw tussen de geparkeerde auto's vandaan de straat op en loopt zo tegen me aan, terwijl ik daar fiets. Ik geef een schreeuw af en zij schrikt en houdt zich gelukkig in. De fietstassen schuren langs haar heen. Ze roept nog: sorry.
 Ik fiets maar weer verder, want er is geen ongeluk gebeurd. Onderweg heb ik gemerkt, dat de fietstassen steeds tegen mijn voeten komen, vooral aan de rechterkant. Zou de drager toch niet horizontaal zitten? Glijdt de tas daardoor naar voren? Ik ga naar de fietsenmaker in Mechelen en vraag of hij een waterpas heeft om het te controleren. Helaas heeft hij er geen. Dan maar op de camping gevraagd. Via de Bommerigerweg rol ik naar Epen. Daar naar links en omhoog en omlaag en omhoog, ( ja, zo gaat dat) naar camping Klein Kullen in Terziet.
Hoewel het daar vol heet te zijn, wil  de boerin me niet wegsturen. We hebben hier kort geleden twee weken met de caravan gestaan. Er is een mooi plat plekje bij de zandbak en de geiten. Een ideale plek voor een nachtje slapen in mijn tentje.
En ze hebben ook gereedschap en een waterpas om mijn bagagedrager horizontaal te zetten. Want dat is lang niet het geval. Losmaken van dat ding gaat makkelijk. Maar hoe draai ik het weer vast!
Thuis heb ik de Tubus er zelf opgezet en dat was een heel karwei. Twee schroeven onder de drager moeten vast, maar je kunt er eigenlijk niet bij. Na bijna een uur krom staan te prutsen, herinner ik me hoe het de eerste keer ging: van onderen en het spatbord wegduwen. Het zit vast en mijn rug doet pijn. Rechtop staan voelt onprettig. Luchtig denk ik : dat gaat wel weer over. Een beetje rekken en strekken en morgen is alles weer soepel.

Door dit geknutsel is het al bijna half zes en veel te laat om nog naar Gulpen te rijden, waar de Plus supermarkt is. Dan maar eten halen bij de Spar in Epen. Tassen leeg maken en aan de fiets hangen. En dan naar de winkel. Wat ik wil hebben, is er. Twee mandarijnen zijn goedkoper dan de kassière wil aanslaan. Maar ik heb gelijk en betaal niet teveel. Dan weer terug. Zowel heen als terug kom ik langs het wandelhotel In 't Groene Dal. Daar logeer ik wel eens. Ze kennen me er. Ik stap af en krijg meteen de vraag of ik in de war ben met de seizoenen. Ik zou pas in het voorjaar terug komen. Deze keer kom ik om de steeds weer heerlijke appeltaart te proeven. En we babbelen over van alles. Daar merk ik dat mijn rug niet goed voelt voor zo'n lange tocht. Maar dat is morgen wel weer over, beweer ik. Na betaald te hebben, krijg ik het beste gewenst en een goede reis. Ik ga naar mijn tent. Die heb ik opgezet alvorens aan mijn fiets te gaan prutsen.
Op de camping moet ik nu eerst mijn bed klaar maken, luchtbed opblazen, slaapzak van een binnenlaken voorzien en dan eten koken: een groentemengsel met een ui extra en twee tomaten. Daar komt dan nog een klein blikje rode kidneybonen bij. Ondertussen heeft de zilvervliesrijst lang genoeg gekookt om gaar te zijn. En de groente heeft gewoon in heet water staan gaar worden. Het is veel om op te eten en het smaakt met allerlei kruiden heerlijk. Als toetje heb ik nog een bakje sojavla. Een complete maaltijd voor een fietser. Mijn rug doet ondertussen aardig pijn en rechtop lopen is wat lastig. Maar ik houd de moed erin. Afwassen, douchen en op tijd naar bed.
Klokslag tien uur lig ik erin. Het is heerlijk stil en ik denk dat ik snel in slaap zal vallen. Dat blijkt niet het geval. Hoewel ik lekker lig en niet veel draai, slaap ik toch niet echt. Mijn lichaam slaapt wel, maar mijn hoofd blijft min of meer wakker. Er komt kramp in mijn linker voet en onderbeen. Raar, want zoveel vermoeidheid is er toch niet en te weinig water heb ik ook niet gedronken. Af en toe val ik blijkbaar toch in slaap en word dan weer wakker, want dan lig ik anders dan ik eerst lag, terwijl ik niet heb gemerkt, dat ik me heb omgedraaid. Zo gaat het door tot het al een beetje licht begint te worden. Dan val ik echt in slaap.

Even na zeven uur word ik wakker. Ik besluit rustig op te staan. De zon schijnt en het heeft enorm gedauwd. Alles is nat buiten: het gras, de tent, mijn fiets. De zon moet maar goed zijn best doen om alles snel droog te maken. Mijn rug is er niet beter op geworden. Het is als vroeger wel eens gebeurde. Ik kan niet goed rechtop lopen en de spieren zijn lelijk verkrampt. Bia zei gisteren al: als het niet wil, kom je maar terug. Dat blijft steeds in mijn hoofd klinken. Maar dat doe ik niet! Al fietsend gaat het wel weer over leg ik de dame van de caravan uit, die komt vragen of ik lekker geslapen heb. Ik schuifel naar de douche en ga eten, alles inpakken en opladen. Om tien uur precies stap ik op en vertrek. Om de rug wat soepeler te krijgen loop ik naar de weg, de oprijlaan af. Een erg goed begin van een lange reis is dit niet. Ik ben ook erg zenuwachtig. Komt dat omdat ik de route moet vinden? Eerst rijd ik naar Sippenaken. Dan verder richting Plombières. Van de andere kant komen wielrenners. Zij gaan richting Hombourg. Ik stop op de splitsing bij een kapelletje. Er staat een bord, dat het een route is voor fietsers en wandelaars. Ik twijfel. Zal ik deze weg nemen? Dan ben ik misschien eerder op de route. Maar ik doe het niet. Thuis heb ik bedacht welke weg ik neem. Dan nu niet het plan veranderen.
Dus rijd ik verder, zoals ik heb bedacht en bereik  Moresnet. Hier kom ik op de route. Het leuke is, dat ik de weg erheen al vaker heb gereden. Dat zie ik,  nu ik er langs kom. Vooral de hoge spoorbrug imponeert de kleine fietser. Dat mensen zulke hoge dingen kunnen bouwen.
Eenmaal op de goede weg is de spanning weer weg. Zie je wel, het gaat wel goed. Eerst kom ik door Montzen. Ook hier ben ik al eerder geweest. Makkelijk vind ik de goede weg. Vlak voor de spoorbrug is een zijweg.Daar ga ik in. Ik rijd over een weg met de naam Kinkenweg. Het heeft aan beide kanten een wijds uitzicht.
Ik moet mijn best doen om van het landschap te genieten, dat is wel raar. Het is net of ik niet echt hier rijd.
Die Kinkenweg gaat over in een weg met een andere naam en dan stap ik maar af. Veel te steil om te fietsen. Zelfs lopen is eigenlijk niet te doen. Dit stukje weg zou ook anders kunnen. Maar het blijft een feit, dat Henri-Chapelle op een bult ligt. Je moet dus altijd ergens omhoog.
Als ik eindelijk boven ben, is er een veld, waar scouts bezig zijn. En van het zandpad aan de overkant ben ik ook eens vandaan gekomen. Nog steeds op bekend terrein. Dan volg ik de route naar Clermont. Dat betekent dat ik een eind via de drukke N3 moet rijden.Ook dat heb ik dit jaar al een keer gedaan, toen ik in Epens Wandelhotel logeerde.De N3 volgen tot de afslag naar Clermont. Dat betekent ergens rechtaf naar beneden.
In het stadje (dorpje) over de keien meteen weer naar links. Als je de Groene Weg naar de Middellandse Zee fietst, kom je van de overkant door het dorpje onder de poort door. Nu zie ik het alleen maar. Ze zijn er druk bezig met het opbouwen van een feesttent. Zoals de route nu is, ben ik er ook zomaar weer uit. Ik baal, want nu moet ik weer omhoog trappen naar de N3, waar ik net vandaan ben gekomen. Eerst ervan afdalen en dan er weer heen trappen. Dat had ook anders gekund. Niet door Clermont, maar gewoon een kilometer verder langs de N3 en dan naar links. Hier gaat het weer snel naar beneden.
Bij Elsaute eerst over de snelweg en op de rotonde links naar Limbourg. Hier twijfel ik en rijd terug. Toch is het goed. Er is nog een fietser, die ook die kant opgaat en we rijden even samen. De man doet een stuk Groene Weg en dan de Vennbahn terug. Ook een leuk idee voor een weekje trekken.

Tegen een uur of een ben ik bij Limbourg. Hier moet stevig worden geklommen. Ook is het tijd voor de lunch. Op een bankje bij het kerkhof, vlak voor de slotklim, rust ik uit en eet mijn boterhammen. Het is hier goed zitten. Mijn rug blijft pijnlijk. Fietsen wil wel, maar lopen en zitten zijn niet prettig. Ook ben ik nogal moe. Het is warm en zwaar. Zwaarder dan ik me had voorgesteld. Is mijn conditie door alle spanning en vermoeidheid van de laatste weken zo ver weg gezakt? Ik wil het niet weten.
Na het eten stap ik weer op en even later weer af om het laatste stuk naar boven te lopen. Als het weer platter is, ga ik weer rijden. Opstappen is enigszins pijnlijk, maar dan gaat het het weer. Het blijft klimmen en dalen. Ik merk dat ik moeite moet doen om de omgeving in me op te nemen. Het is meer volhouden, dan genieten. Eigenlijk valt er weinig te genieten. Het is vooral pijnlijk, als ik even afstap. En de omgeving lijkt ver weg. Het enige wat wel leuk is, dat ik de weg herken van vorige keren. Twee keer deed ik een rondje naar Stoumont. Via Oude Wegen heen en langs de Groene Weg terug. De eerste keer begon ik op deze weg aan een pelgrimsreis naar Santiago de Compostella.
In de buurt van Theux begin ik steeds meer pijn te krijgen. Ook is het verkeer erg lawaaierig. Hier ben ik aan het eind van de weg en moet links af een drukke weg op. Hoe kom ik aan de overkant?  Ik loop wat heen en weer. Er is een riviertje. Na lang wachten, lukt het eindelijk om aan de overkant te komen en verder te rijden.
Het is even minder druk, maar ik kan er slecht tegen. Door Spixhe is het weer erg druk. Gelukkig kan ik snel naar rechts. Die weg is veel rustiger. Er moet een beetje worden geklommen en het is erg warm. Een vorige keer heb ik aan deze weg ezels gefotografeerd. Nu lijkt de weg breder en beter onderhouden dan toen.Steeds stop ik om water of appelsap te drinken. Elke keer doet het stoppen meer pijn. Zou dit wel goed gaan?
Dan bereik ik La Reid. Hier zou een winkel moeten zijn. Maar ik vind er geen. Wel moet ik van hier nog naar het hoogste punt, voordat ik kan afdalen naar Stoumont. Ik zoek een picknichbank om te rusten. Er staan er meerdere, gelukkig. Nu doet het gaan zitten ook al veel pijn. Tegenover me is een apotheek. Ik raak langzaam aan in de twijfel: hoe nu verder. Ik bel naar huis voor overleg. En dan ga ik naar de farmacie om te vragen of er een taxi of zoiets is, die me naar de trein in Luik kan brengen. Dat bestaat daar niet. Wel krijg ik het advies om terug te rijden naar Theux. Dat is alleen dalen. En in dat stadje kan ik met de trein naar Luik en dan naar Maastricht. Want het is me wel duidelijk. Met zo'n verkrampte rug kan ik niet verder reizen. Het is geen onbekend probleem. Als ik iets doe, waar ik vreselijk tegenop zie, dan zegt mijn rug: zoek het zelf maar uit, maar ik begeef het. De eerste keer dat ik deze pijn had, was ook op een fietsreis. Toen moest ik nog een week en heb volgehouden. De fietsbus wachtte op me.

Nu rijd ik terug naar Theux. Dat gaat makkelijk. Alleen maar rollen naar beneden. Bij een winkel vraag is waar het station is. De spoorbaan heb ik al gezien, maar een station staat nergens aangegeven. De dame in de winkel weet het niet. Ze woont in Luik en weet in Theux niets. Op straat vraag ik het aan een voorbijganger. Het is simpel: de weg vervolgen achter de auto's aan en dan twee keer naar recht. Daar is het station.
Daar  is het  net als in Nederland. Een gesloten gebouw met een kaartjesautomaat. Gelukkig is de automaat ook in het Nederlands. Tot mijn verbazing kan ik er een kaartje naar Maastricht kopen en ook een fietskaart. Mooi geregeld. En betalen gaat gewoon met je pinpas. Dan merk je dat de EU nog zo gek niet is.
Dus kaartjes gekocht. Het zijn vijf stukken papier. Twee als betalingsbewijs en drie voor de reis. Een voor mezelf en twee kaartjes voor de fiets.
Dan blijkt dat ik ruim drie kwartier moet wachten. Dat betekent, even zitten en wat puzzelen, dan weer lopen, dan weer zitten. Een eind verder zit een jongeman. Ik denk dat hij ook met de trein meegaat. Ik loop erheen en vraag in welke richting de trein naar Verviers gaat. Al pratende kom ik te weten, hoe de reis kan gaan. Het kan zijn dat ik eerst naar Verviers ga en dan overstap op een grotere trein naar Luik. Maar het kan ook dat ik in Pepinster, twee haltes verder, over kan stappen en dan naar Luik kan. Ik zal het aan de conducteur vragen. De jongeman gaat niet met de trein mee, blijkt trouwens.

Tegen de tijd dat de trein aan zal komen, stroomt het perron vol met reizigers. Eigenlijk heel grappig. Het was er steeds stil en zonder mensen en dan opeens is het er een drukte van belang. Alsof je een blik reizigers opentrekt en uitstrooit over het perron. Dan is de trein er opeens. Snel er naar toe. Met de zware fiets kan ik er onmogelijk in komen. De instap is minstens een meter, zelfs wel meer, hoger. Het zijn wel zes treden. Zo hoog kan ik die fiets niet tillen met mijn pijnlijke rug.
Gelukkig ziet de jongeman het en tilt het gevaarte in de trein. Ik ben binnen. Dat is het belangrijkste. Bij de volgende halte valt de fiets ook nog om. De trein remt en trekt met een ruk op. Dan komt de conducteur. Niet de vriendelijkste Belg. Hij sommeert, dat ik er in Pepinster weer uit moet, om daar over te stappen op de trein naar Luik. Dat moet dan maar.

Men helpt me met uitstappen. Snel over het perron naar de overkant, waar de volgende trein al staat te wachten. Ook hier is de instap weer veel te hoog. Voor aan de trein staat de conducteur te wenken. Ik moet komen. Ik strompel er zo snel als ik kan heen. De fiets heeft nu ook de functie van rollator. De conducteur wijst op zijn horloge. Het kost allemaal te veel tijd. Ik moet de trein ingaan en het stuur pakken en hij duwt de fiets omhoog. Het is het laadruim bij de machinist. De fiets kan er staan, ik vrees dat hij omvalt. Maar ik mag er niet bijblijven. Ik moet naar de tweede klas gaan en de deur gaat op slot. Zo rijden we naar Luik. Onderweg loop en zit en loop ik weer. Het is een pijnlijke geschiedenis aan het worden. Als we in Luik aankomen, laat ik eerst de tassen uit en dan wordt de fiets eruit gehaald door een medewerker op het perron.
Dan alle tassen weer opladen en naar de lift. Dat is hier een rond ding, waar de fiets krom in kan. Het past maar net. De lift gaat naar beneden. Hier is een grote hal met opgangen naar de perrons. Welk perron moet ik hebben? Er staan wel vertrekborden, maar nergens vind ik Maastricht. Er zit een man op een bank. Ik loop erheen en vraag het. Voor de goede orde: alles gaat natuurlijk in het Frans. Het is een geluk dat ik me in die taal kan redden. Anders was het nog lastiger geweest. De man, die ik aanspreek, wijst me, waar ik straks moet zijn. Eerst ga ik naar de wc. De vriendelijke man past even op mijn fiets. Dan weer naar boven. Weer in zo'n ronde lift. Een mens leert snel. De fiets gaat er al gemakkelijker in.
Op het perron hoef ik niet meer lang te wachten. De trein naar Visé en Maastricht komt er snel aan. Deze trein heeft wel een fietsrijtuig met banken ernaast. De instap is wel weer zo hoog. Ik laad dus weer af, leg alle tassen in de trein. Dan de  fiets erin en zitten.
De conducteur van deze trein is wel vriendelijk en ik vraag waarom ik twee kaartjes heb voor de fiets. De man begint wat te lachen: het ene fietskaartje is voor mij als eigenaar van de fiets en het andere fietskaartje is voor de fiets zelf. Een beetje zot, vindt de man ook. Het zal wel Belgisch zijn, denk ik maar.

Ondertussen heb ik met het thuisfront gebeld. Ik weet dat er om zeven uur een trein uit Maastricht vertrekt. Ik heb bij aankomst acht minuten om over te stappen. En ook in Maastricht doe ik eerst de tassen er weer uit, dan de fiets en dan alles weer opladen. Ook hier gaat het met een lift omhoog en omlaag om op het goede perron te komen. Zo ben ik net op tijd in de trein. Er staat al een racefiets. Dat is geen probleem. Mijn fiets kan zelf staan met de twee standaards, een standaard achter en een aan het voorwiel.

Dan bedenk is dat ik nog niets heb gegeten. Daar is nu mooi de tijd voor. Niet helemaal waar. In de trein naar Maastricht heb ik al vla gegeten. In de schommelende trein haal ik twee bananen tevoorschijn. Opeten gaat natuurlijk best. Als ze op zijn, zit ik met de schillen. Die wil ik in de prullenbak doen. Mijn buurman ziet het en pakt ze om me te helpen. Dat is heel vriendelijk. Toch weiger ik deze hulp. Dat is misschien niet zo aardig. Ik leg het uit. Als ik stil blijf zitten, word ik helemaal stijf en kan straks niet eens de trein weer uitkomen. Bewegen is noodzakelijk. Dus ruim ik mijn afval zelf op. Trouwens blijf ik de hele reis zitten, staan en lopen.
Later krijg ik een dame als buur. Zij is ook met de fiets. Ze vertelt over haar fietsen. Hier hoor ik, dat je met een fiets met 29 inch  banden ook makkelijker heuvels oprijdt. Zou het toch iets zijn om die soort aan te schaffen? Het geeft weer stof tot nadenken.
In Utrecht moet ik overstappen. Dat doe ik weer door eerst de tassen uit te laden en dan de fiets en weer alles opladen.  Hier heb ik alle tijd om naar perron 1 te gaan. De trein komt nog lang niet. Eigenlijk wil ik nog iets te eten hebben. Maar met de fiets bij me kan ik niet ook nog etenswaren vasthouden. Alleen de portemonnee meenemen kan wel, maar de stuurtas tillen is nu te pijnlijk geworden. Een conductrice wil wel even op de fiets letten. Met alleen een portemonnee ga ik naar de kiosk en haar broodjes en een flesje mangosap. En dat samen is een heerlijke maaltijd, 's avonds om half tien. Dan de laatste rit.

Op het station van Ermelo wordt ik opgehaald. Samen met B loop ik naar huis. Zij met mijn fiets en ik de hare. Om half elf zijn we weer thuis. Twee dagen fietsvakantie. Het was een hele belevenis.
Nu eerst maar uitrusten en dan zien of er nog een andere fietstocht gemaakt kan worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten