donderdag 14 augustus 2014

13 augustus 2014.  Even een boodschap doen.

Ja, vanmiddag wil ik een eindje fietsen, een eindje maar, want het kozijn van de schuurdeur staat in de grondverf en die wil ik verder afmaken. Dus ga ik maar een eindje fietsen. En tegelijk een boodschap doen.
Laat ik het een met het ander combineren. Lekker van het mooie weer genieten, bewegen, is goed voor mijn nog niet helemaal genezen rugspieren, en die boodschap. Ik had niet gedacht, dat de boodschap van de vorige keer om herhaling vroeg.

Tegen twee uur in de middag ga ik op pad. Eerst rijd ik op de automatische piloot en ga bijna richting dorp, juist op tijd word ik wakker en ga links naar de Seringweg en de Jasmijnweg om tussen de hekjes door naar de Drieerweg en de Ericalaan te komen. Dan naar links de Oude Arnhemse Karweg op.

 Dat is niet mijn favoriete weg. Eerst is het een prachtig pad met betonplaten. Meestal ga ik er al gauw weer rechts vanaf om door het tunneltje onder de Putterweg door over de hei naar Nulde te rijden.
Verandering van spijs doet eten. Dus ga ik eens tegen mijn vooroordelen in en rijd door. Op de grens met de gemeente Putten stopt het betonpad en gaat het verder als zandweg. Als Ermelo een mooi fietspad heeft aangelegd, heeft Putten geen vervolg gemaakt. En omgekeerd komt het even vaak voor. mooie Puttense fietspaden hebben vaak een lelijk vervolg in Ermelo.
Ik heb ingecalculeerd, dat het de laatste dagen vaak genoeg heeft geregend, zodat de zandweg wel hard zal zijn en dat het vaak genoeg droog is geweest om niet blubberig te zijn. Beide vooronderstellingen kloppen. Je kunt er prima fietsen. Een persoon met een crossbrommer en een enorme helm op laat me schrikken. Hij rijdt staande op de pedalen over de zandweg en trekt een stevig spoor door het zand. Schijnt leuk te zijn. Deze knetterfiets is snel voorbij.

Mij valt dan op hoe stil het is in het bos. Wel bewegen de bomen en suist de wind, maar er is geen enkel vogelgeluid meer.Die beestjes zijn in de rui en laten zich uit veiligheidsoverwegingen niet horen.
Langs de boerderij en de oude schaapskooi kom ik op de Laak. Hier ga ik rechtsaf. Het is hier ook stil. De huizen langs de Laak lijken altijd onbewoond, als ik er langs kom. Zodra ik bedenk, dat hier geen mensen zijn en ik er nog niemand ben tegengekomen, komt er prompt een stel aanfietsen.  De man rijdt op het zandpad en de vrouw op het fietspad.
Wat zal ik doen? Elkaar passeren op het fietspad gaat niet. Dan ook maar op de zandweg gaan. Maar meteen gaat de vrouw naast de man rijden op de zandweg en kan ik gewoon rechtdoor gaan. Wat een service. Ik groet vriendelijk en bedank ze.
Een eind verder is de tennisbaan van Putten. Het fietspad en de zandweg stoppen hier en de weg verandert in grof grind. Niet bepaald fietsvriendelijk. Gelukkig is het maar een klein eindje.
Zo kom ik bij de Putterweg. Hier wil ik bij de Chinees oversteken. De weg wordt echter versperd door een zogenaamde auto-ambulance. Even geleden heb ik wel een sirene gehoord. Maar dan weet je nog niet waar er iets onprettigs ik voorgevallen. Ik kan niet recht oversteken. De auto verspert de oversteek naar het fietspad aan de overkant. Dus eerst maar eens kijken wat hier loos is. Er staat een auto in het gras met deuken aan de voorkant. Een eind verder staat ook een auto in het gras, aan de andere kant van de weg, met kreukels in de achterkant. Er staan dames bij. Blijkbaar hebben ze iets niet goed gedaan: wassen en watergolven, maar dan in metaal en blik van twee auto's.
Ik rijd om de auto-ambulance heen en kom zo toch op het fietspad. Naar links en bij de stoplichten ga ik gewoontegetrouw naar rechts om langs het Bosbad Putten te gaan. Maar wacht even! Vandaag geen gewoontegetrouw gedoe. Meteen draai ik bij om weer verder te gaan langs de verkeersweg richting Nijkerk. Helaas staan de stoplichten op groen en rijdt een auto mij tegemoet. Snel doorfietsen, anders moet hij stoppen. Eigenlijk had ik voor het verkeerslicht moeten stoppen als ik recht was overgestoken. Zo zie je maar weer. Als je onverwacht van richting verandert, gebeuren er ook voor andere weggebruikers onverwachte dingen.

Ik ga weer verder richting Nijkerk. Bij de eerste rotonde volg ik het fietspad, dat van de weg afdraait, langs de overloopbakken. Dat heet de Husselse Steeg. Waar zou die naam vandaag komen, vraag ik me af. Husselen is in deze streek iets door elkaar schudden, onordelijk maken. Maakt deze steeg de buurt tot een rommeltje? Ik weet het niet. ( Later verneem ik van een lezeres, dat de steeg genoemd is naar de boerderij die er staat: Groot Hussel, vandaar. Blijft de vraag waar Hussel over gaat.) Wel weet ik dat het een prettig geasfalteerd pad is. Eerst gaat het tussen weilanden en akkers door. Later komen er af en toe huizen langs de weg. Pas als de huizen om een rijtje naast elkaar komen te staan, wordt de zandweg met fietspad een klinkerstraat.  
Die komt uit bij, weer een schaapskooi, op de Stationsstraat. Hier even goed uitkijken, voor je de weg oprijdt. Het is er druk en de auto's rijden hard. Toch ben je meteen op de rotonde. Hier ga ik rechtdoor. Een eind verder over het spoor bij het station. Maandag ben ik hier ook al langs geweest. Toen kon ik de boodschap ook hebben gedaan. Alleen wist ik toen nog niet dat er animo voor meer was. Ik rijdt verder. Stratenmakers zijn er bezig gaten en kuilen ik de klinkerweg te egaliseren. Dat was maandag ook zo. De werkzaamheden schuiven langzaam een eind op. Steeds verplaatsen ze de afzetting. Het verkeer kan er om de beurt omheen rijden. Voor fietsers is het een beetje gevaarlijk. Tegemoet komend verkeer wacht niet op de fietsers. Er is dan weinig ruimte.
Ondertussen nader ik de Vanenburger Allee. Als ik gewoontegetrouw had gereden, dan was ik over die weg gegaan en dan schuin overgestoken. Nu ga ik linksaf. Er staan een bestelauto en een fietser midden op de Kuiterweg, die ik in wil. Niet zo'n heel slimme plek voor een gezellige babbel.

Nu maar hopen, dat mijn boodschap gaat lukken. Want voor hetzelfde rijd ik hier voor noppes.Bijna aan het eind van de Kuiterweg staat een tafel met een bordje dat er voor vijftig cent een komkommer te koop is.
 Op die tafel lagen de vorige keer een heleboel hele grote dikke kromme komkommers. Daar ga ik er weer een van halen. Dat is de boodschap en dan snel het rondje fietsen en de volgende klus.
Ik nader de plek van de komkommerverkoop. Er staat een bestelauto. Er stapt een nogal gezette man uit.
Als ik er ook ben, rommelt hij wat in het gelddoosje en neemt dan een arm vol komkommers mee. Ik vraag met een lachend gezicht: " Laat u er voor mij ook nog een paar liggen?". Er liggen nog zeven. Ze voelen stevig aan en zien er goed uit, ondanks de rare vorm. Waarom zou ik geen twee meenemen, vraag ik me af. Het past best in de fietstassen. En het blijft goedkoop. Dus twee ingeladen en voor twee betaald. De boodschap is gedaan. Nu het rondje nog.
Aan het eind van de Kuiterstraat ga ik rechts. Dat is een fietsweg met een zwarte hobbel in het midden.
 Het sluipverkeer van Putten naar de A28 rijdt er gewoon langs. Als fietser voel je je er trouwens wel veilig en de baas. Het is jouw weg en zij worden er gedoogd. Tenminste zo ervaar ik het.
Mijn rondje wordt al iets groter. Als ik doorrijd, kom ik bij strand Nulde. Daar naar links en dan het fietspad op naar de dijk langs het randmeer. Eerst ga je dan even langs de snelweg, maar al snel buigt de weg naar rechts en vergeet je de snelweg. Dan zijn er links de weilanden met eerst paarden en later waterpartijen en vogels. Die zijn er vandaag niet. Links is er eerst een lagune voor de watervogels, vooral eenden en ganzen. Ook meerkoeten en aalscholvers zijn er vaak. Vandaag is het er tamelijk vogelloos. Naast de lagune is een dijkje met veel begroeiing en daarachter is de vaargeul. Aan de overkant zie je het strand in de polder. Met de hoge luchten en de wijdheid van deze wateren geeft het een gevoel van ruimte en vrijheid.

Ik rijd over de dijk met de wind tegen en de zon van opzij. Het rijdt prima.
Het plan is nu om bij het Nijkerkernauw de Flevopolder in te rijden en dan rechts langs het randmeer naar Zeewolde. Daar kan ik met de pont het water over en ben dan voor mijn verfactiviteit op tijd weer thuis.
Over de brug over het Nijkerkernauw en dan naar rechts naar beneden. Eind links en even verderop de weg oversteken en het fietspad volgen. Als je bent overgestoken is remmen even noodzakelijk. Je moet meteen een bocht maken. Ga je te snel, dan beland je in het riet en het water. Dat is een klein gevaar.
Ik rijd verder. De wind in de rug en de zon ook. Dan komt het volgende keuzemoment. De route gaat op een gegeven moment van de dijk weg de bossen van de polder in. Dat kronkelt dan een poos om dichtbij Zeewolde weer op de dijk te komen. Maar heel vroeger trapte ik ook wel eens over de dijk door. Dat kan alleen als het gras was gemaaid. Op het moment dat ik voor die keuze sta, zie ik dat de dijk een graspad vertoont. Twee duidelijke sporen, die vaak worden bereden. Waarschijnlijk door auto's of tractoren naar de breedte te oordelen. Dat is mooi. Ik ga er een eind over en constateer, dat het heel goed fietst. Het is ondanks het gras een behoorlijk effen wegdek. Links zie je de bossen van de polder en open vlaktes. Links is bos, dat het randmeer onzichtbaar maakt. Ik trap lekker door. De temperatuur is prima, de wind achter merk ik niets van.
Zo kom ik vanzelf weer op het fietspad dat bij Zeewolde uit het bos komt opduiken naar de dijk.
Nu zal er snel een eind komen aan mijn rondje. Want ik zie de aanlegplaats van de veerpont al.
Er staat een bord met een rode pijl en uitleg. De aanlegplaats is in deze vakantieperiode verplaatst naar de haven en de vaartijden zijn ook anders. De laatste boot gaat om half vijf.  Het is nu vier uur. Ik zie de boot varen, richting Strand Horst. Wat nu.
Eerst de pijl maar volgen. Ik kom zo midden in Zeewolde aan de waterzijde. Dan het haventerrein op gefietst. Daar is de aanlegplaats. Als ik daar ben, realiseer ik me dat ik bijna een half uur moet wachten, dan een kwartier of langer op de boot en dan nog naar Ermelo karren.
Dat ga ik mooi niet doen. Met de wind in de rug over de dijk ben ik vast net zo snel thuis als met die boot en het wachten.
Ik keer om en ga terug naar het fietspad op de dijk. Lekker doortrappen. De snelheid is dertig kilometer per uur. Aan de waterkant zwemmen meerkoeten met hun witte bles op de snavel. Op de palen van de visnetten zitten aalscholvers met langgerekte nekken verwaand over dat vogelvolkje onder hen heen te kijken.In de verte aan de overkant is Harderwijk te zien.
Ik word ingehaald door een man op een soortgelijke fiets als de mijne, alleen iets dunnere banden. Dat is leuk. Ik versnel en kan hem makkelijk bijhouden. De dijk heeft een bocht gemaakt, zodat we de wind recht in de rug hebben. Het gaat nu 37 km/u. Wat een vaart. En geen helm op. Dat gaat zo door tot de rotonde bij de Knardijk. Ik weet niet of de man in de gaten heeft, dat ik hem bijhoudt. Maakt ook niet uit. Het is een leuk spelletje. Aan het eind bij de rotonde gaat hij naar links. Ik stop en zet de helm op. Dat lijkt me voor de rest van de rit iets veiliger. Ik vervolg de Knardijk. Het kan best zijn, dat die weg niet meer zo heet. Eerst is het nog een dijk. Dan volgt de brug over de sluis in het randmeer. Daarna daalt de weg af om onder het aquaduct door te gaan. Het is een vierbaansweg met een parallelweg voor het langzaam verkeer. Tot slot moet je even klimmen om weer op de dijk te komen.
Vanaf hier volg ik de bordjes voor fietsers richting Ermelo. Als het knooppunt en de LF bordje me naar rechts willen sturen, ga ik links en meteen rechts om langs de geluidswal van de weg te blijven. Hier even klimmen om over het spoor te komen. Dan aan het eind rechts, pasop het verkeer en weer links. Dat is doorgaand verkeer voor fietsers. Als de hoofdweg naar rechts buigt, ga ik rechtdoor, verboden in te rijden behalve voor fietsers. Aan het eind langs de paardenwei bereik je dan de Deventerweg. Hier naar links en dan over de hoge fietsbrug. Een ding met twee keer een klim en dan ook twee keer een afdaling.
Opnieuw wijk ik van mijn gewoonte af en ga rechtdoor om pas bij de Koesteeg over te steken. Het is erg druk op de Leuvenumse Weg zoals het hier heet. Snel glip ik tussen twee auto's door. Door de haast van het oversteken glipt ook mijn voet van het pedaal, Oei, gauw herstellen en als ik al lang het bos weer in ben, komt het verkeer pas voorbij. Niks aan de hand dus. Dan het fietspad volgen en bij de eerste zijweg richting huis. Het rondje met een boodschap is uitgegroeid tot een tocht van bijna 48 km. Maar voor de verfklus is nog precies genoeg tijd. Zo klopt alles weer.

zondag 10 augustus 2014

8 augustus 2014. Op zoek naar mooi weer, langs stations als vluchtplaats, mocht het nat worden. Een tocht van Ermelo naar Ommen blijkt achteraf.

                     

Deze dag wordt door de weerprofeten aangekondigd, als een dag voor mooi weer in het noorden en nat weer in het westen en zuiden. In Ermelo woon je er dan een beetje tussenin. Het kan allebei.
Op de buienradar, een erg goede uitvinding voor fietslustige personen als ik, kan ik zien, dat er regen op komst is en dat die buien niet naar het oosten gaan. Dus ga ik naar het oosten. Allereerst ga ik richting Nunspeet. Eigenlijk fiets ik maar wat, want normaal ga ik dan over de Stakenberg. Nu ga ik over het Beekhuizerzand. Knooppunt 95,77.50,53,54,57,83. Ik fiets op deze manier over het fietspad langs de zandverstuiving. Die is enkele jaren geleden weer in ere hersteld door aan de randen de begroeiing te verwijderen. Eerst vond ik het maar een raar kaal gezicht. Maar nu ziet het er weer heel  natuurlijk uit. Op het hoogste punt van het fietspad ga je naar rechts. Hier kom ik weer in de bossen. Een slingerend pad brengt me naar Hulshorst.

Om daar te komen dien je eerst de viaduct te beklimmen. Als ik aan kom rijden, zie ik dat er iets is met de spoorwegovergang aan de overkant van de snelweg. De lichten knipperen en er staan mensen bij. Terwijl ik er heen rijd, zie ik dat er niets verandert. De lichten blijven knipperen en er komt geen trein. Dat is verdacht. Hier is iets aan de hand, dat de fietstocht enige opwinding bezorgt. Als ik bij de gesloten overwegbomen aankom, is het verkeer dat er stond, doorgereden. Om de spoorbomen heen gegaan. Ik wacht een tijdje, maar er gebeurt niets. Verderop lopen werkmannen langs het spoor. Maar er komt geen trein aan en er is ook een ander verkeer.
Dan hoor ik in de verte het geluid van een trein. Heel langzaam komt het gevaarte aansjokken. Het is wel duidelijk. De overwegbomen zijn stuk. De trein gaat stapvoets voorbij. Ook van de andere kant komt niets. Ik ga snel naar de overkant. Daar meteen naar rechts. Dan volg ik de knooppuntenbordjes, schamp het dorp Hulshorst en rijd richting Nunspeet. Als ik dat dorp binnenrijd, verlaat ik de knooppuntenroute bij de eerste kruising. Hier ga ik rechtsaf. Zo kom ik door het industrieterrein en langs de supermarkten. Dan bereik ik de rotonde bij het station. Daar ga ik eerst heen. Op het perron raadpleeg ik de buienradar. Richting Zwolle en daar verder komt er voorlopig nog geen regen. Het buiengebied houdt mooi noord, noordwest aan. In het oosten zal het wel goed fietsweer blijven.

Nu ga ik nu verder met de trein.
Op het perron is het wel even schrikken. Op een deel staan veel jonge reizigers met evenveel fietsen. Die willen allemaal met de trein mee. Even me oriënteren in de richting leert, dat ze de andere kant opgaan, dan ik van plan ben. Gelukkig maar. Even later komt de trein naar Utrecht eraan. Eens zien of het hele gezelschap in een keer mee mag. Het NS-personeel doet niet moeilijk. De jongelui proppen zichzelf en hun bagage plus fietsen in deze trein en het perron is weer leeg. De mensen die staan te wachten op de trein richting Zwolle hebben geamuseerd toegekeken.

Dan een kaartje kopen. Er zijn twee verschillende kaartjesautomaten. Ik sta bij de ene en de andere is een eind verderop. Ik doe niet moeilijk en kies, waar ik al bij sta. Daar wil ik een fietskaartje kopen. Dat heb ik al vaker gedaan met mijn ov-chipkaart. Je laat het fietskaartje op je ov-kaart. Maar deze automaat levert me een echt kaartje. Merkwaardig. Ik check in en rijd naar Zwolle. Er staat al een echtpaar met twee fietsen op het balkon. De man vraagt zich af hoe die ruimte heet. Ik stel voor: halletje. Later bedenk ik dat de echte naam 'balkon' is, als ik me niet vergis.

In Zwolle uitchecken en dan ga ik weer fietsen. Bij de ah to go koop ik een speltcroissant en een cappuccino. Omdat tijdens het kopen het plekje op de bank waar ik mijn fiets bij geparkeerd heb, in beslag is genomen door andere mensen, eet ik de gekochte waar maar staande. Ik moet toch de rest van de dag op het zadel zitten. Dan is staan niet zo erg.

Het weer is goed. Ergens is iets van zonneschijn te bespeuren. Het is een heerlijke temperatuur. Ik zoek even naar de bordjes voor de richting en volg eerst de LF9 en 16 en kp 17 (kp = knooppunt). Dat brengt me op de IJsseldijk.
De lucht aan de overkant van de rivier ziet er niet zo geweldig uit. Ik hoop dat het goed gaat. De rit gaat over de dijk naar het zuiden. Bij kn 19 controleer ik de buienradar nog eens. Er is niets dreigends aan de hand. Gewoon doortrappen. Op de dijk zijn hier en daar bankjes geplaatst. Ze zien er nog heel nieuw uit. Ik installeer me op een ervan en ga mijn broodjes opeten. Er passeren wandelaars met rugzakken en wandelschoenen, fietsers en hondenuitlaters.
Op de kaart zie ik dat er dichtbij een woonwijk is, terwijl je je in een landelijk gebied waant. Ik ga weer verder richting Windesheim. Vorig jaar ben ik door het dorpje gekomen, maar nu zie ik er niets van. Ik blijf aan de westkant. Hier zie ik wel de inrit van het niet meer bestaande kasteel Windesheim. In de bijgebouwen, die nu hoofdgebouw zijn, woont de baron. Het ziet er mooi uit.

Ik heb mijn fiets aan de overkant geparkeerd en loop naar het hek. Hoever zou je het terrein op mogen lopen. Er staat een naam van de bewoner bij de brievenbus. Het lijkt er niet op dat het vrij toegankelijk is.


Ik ga niet verder dan de poort. Op een bord staat een heel verhaal over de geschiedenis van het landgoed. Al eeuwen is het in bezit van dezelfde familie. In de tweede wereldoorlog is het huis gebombardeerd. Daarna is het als ruïne blijven bestaan. Dus als je recht de laan uitkijkt, zou aan het eind een gebouw hebben gestaan. De eigenaar zal wel in het huis wonen, dat er te zien is. Auto's verraden, dat er mensen zijn. 

Ik stap weer op en rijd richting kp 12. Dat gaat door een waterplas als je op de kaart kijkt. In werkelijkheid is het een dijk met aan weerskanten veel begroeiing en je ziet af en toe water. Dan langs het gehucht Herxen. Er staan leuke huizen. Je zou er zo willen wonen. Hier twijfel ik of ik nu van de dijk af naar het oosten zal gaan, of die nog even blijven volgen en later naar het oosten. Ik laat de keuze nog even wachten. Eerst verder over de dijk. Tot ik dichtbij kp 21 kom. Hier kan ik de rivier goed zien.
 Ik stap af en maak er een foto. Dan is de  vraag: ga ik nog verder of keer ik om. Als ik verder ga, kom ik bij een gewone weg met fietspad. Daar is het veel drukker dan op zo'n dijkwegje. Ga ik terug naar Herxen, dan kan ik de knooppunten volgen over rustige wegen, denk ik.
Ik keer om en rijd naar kp 13 en 14. Nu verlaat ik de dijk, fiets door dit gehucht, dat iets stads heeft. De huizen staan heel dicht op elkaar en de weg is tamelijk smal. maar je bent er ook zo weer uit. 
De weg is rustig. Er zijn boerderijen en hier en daar staan koeien in de wei. Ook lopen er enkele ooievaars op een land waar de boer het hooi aan het binnenhalen is met een tractor. De vogels storen zich er niet aan en foerageren lekker verder. Tussen dat hooi is vast genoeg lekkers te vinden.
Ondertussen is de vraag waar de regen blijft. Ik besluit om via kp 23 en 25 naar het station van Heino te rijden. Dan raadpleeg ik daar de buienradar en kan beslissen of ik met de trein terug ga of verder fiets.
Allereerst kom ik langs kasteel Het Nijenhuis. Dit gebouw is tegenwoordig een onderdeel van het Zwolse museum 'De Fundatie". Dat is wel handig, want dan kun je er als toerist zomaar even gaan kijken. Het is dan vrij toegankelijk. Natuurlijk moet je wel een toegangskaart hebben voor het museum. Maar van buiten kan ik het terrein gewoon opgaan en even rondneuzen.
Rechts staat een leuk huis waar vroeger de poortwachter gewoond zal hebben.



Als je de oprijlaan verder inloopt, kom je bij de tweede toegang, waar je het kasteelterrein opgaat.


Het huis is niet bepaald symmetrisch meer, maar de bomen aan beide kanten geven het toch een idee van spiegelen.

Links is de receptie, de kassa en een restaurant.


Bij een andere gelegenheid wil ik het zaakje eens van binnen gaan bekijken. Vandaag nog maar niet. Ik rijd weer verder naar Heino. Het gaat langs een bos en opeens zie ik een man langs de kant van de weg met een fototoestel in de weer. Wat is daar nou te zien. Ik stap af en zie meteen wat er loos is. 
Hier staat iets in het bos wat ik nog nooit heb gezien: een reuze grote zwam. Met een zeer fel-oranje kleur. Net iets voor voetbalfans.
Het zit op een al lang omgevallen boomstam. Iets verderop zit nog zoiets, maar dan veel kleiner. Dit is werkelijk een foto waard. 


Ik raak aan de praat met de man. We wisselen uit waar we heengaan. Dan gaat hij richting Heino. Ik wacht nog even om te fotograferen. Ook enkele dames stoppen ook om dit natuurschoon te bewonderen. 
Als ik verder ga, besluit ik naar kp 42 en dan 17 te gaan. 
Bij het station bekijk ik de buienradar weer. Er is nog steeds niets aan de hand. Thuis zou het wel eens goed kunnen regenen. Ik rijd weer verder. Door Heino, links om de kerk en dan naar kp 17.

Dan gebeurt er iets geks. Al fietsend ga ik rechtdoor en kom op een rotonde waar geen knooppuntenbord staat. Ik rijd weer terug om te zien of ik er een over het hoofd heb gezien. Dat is niet het geval. Op de kaart ziet het er zo uit, dat je een bocht moet maken. Maar dan hebben ze een bordje vergeten. Ik ga de rotonde recht over en kom door een fietstunnel. Dan weer verder. Bij een zijweg staan twee mensen op de kaart te turen. Ook zij missen een bordje. Ik ga maar gewoon verder en een eind verder zie ik weer een bordje met kp 17. ( Later heb ik thuis op Google Maps dit rare zaakje gecontroleerd: alles klopte. Alleen zie je al fietsend niet, dat je een zijweg bent ingereden. Het fietspad gaat met een knik rechtdoor. Vandaar de verwarring. Er ontbreekt geen bordje. Voor de duidelijkheid zou men wel meer bordjes kunnen plaatsen.)

Omdat het weer niet te vertrouwen is, besluit ik om naar Dalfsen te gaan. Vandaar kan ik weer met de trein naar huis. En het is al wel tijd om terug te gaan. 
Het landschap is heel afwisselend met landerijen, bospartijen en beekjes. Echt leuk om door te fietsen. Soms heb je een goed geasfalteerde weg, maar ook klinkerwegen zijn er tussen. Dat laatste is niet mijn favoriet, heb dendert nogal. Op een bankje bij kp 81 drink ik een kopje koffie en eet een snee brood en een banaan. Want ik heb heet water en staafjes mocca- koffie bij me. Heerlijk voor een stevige slok.
Mijn rug houdt zich prima. Wel ben ik een aantal keren afgestapt om de spieren op te rekken. Dat maakt de boel weer soepel en pijnloos. 

Bij dit knooppunt 81 besluit ik om de kortste weg naar Dalfsen te nemen. Dus naar 83.  En dan met de trein verder. Maar...
De zon komt  tevoorschijn. Dan is het wel heel verleidelijk om nog iets verder te gaan. 
Bij het station kijk ik nog weer eens op de buienradar. En inderdaad, er is geen reden om niet verder te fietsen. Bovendien zitten er op het terras van het voormalige stationsgebouw, nu restaurant, nogal veel mensen met bijbehorende fietsen. Dat maakt het in de trein extra vol. De keuze is gauw gemaakt. Ik rijd nog een eindje verder. De LF 16 naar Ommen. Het knooppunt zou 8 moeten zijn, maar er staat 90. Over de dijk langs de Vecht, denk ik. Maar dat is niet zo. Het is wel een prettige omgeving om doorheen te rijden. Knooppunt 90 blijkt nieuw te zijn. Nog nieuwer dan mijn zeer nieuwe kaart. Hier heeft men een fiets- voetveer gemaakt om de Vecht over te kunnen steken naar een ander nieuw knooppunt, 85. Ik teken het maar even in op mijn kaart. Voor het veer heeft men een heuvel gemaakt met een uitzichtpunt. 
Maar ik blijf beneden en rol naar de pont. Hier is geen personeel. Het is een zelfbediening. 
Met wat uitleg  bij de knoppen vaart het metalen vlot via kabels kaarsrecht naar de overkant.


Je gaat eerst over de loopbrug. De pont is links. Op de pont is een paneel met drie knoppen. Twee voor de richting en een stopknop. Want als er boten aankomen, moet je kunnen wachten. Ik druk op de knop en de loopplank gaat omhoog. Dan druk ik nog een keer en daar ga ik naar de overkant. Ik vraag me af of het ding uit zichzelf stopt of ik de stopknop moet gebruiken. Het zaakje stopt vanzelf op de goede plaats en de loopplank gaat ook vanzelf naar beneden. Ik kan er weer af. Voor de lol zou je het nog eens doen.

Aan de andere kant ben ik in Hessum aangekomen. Hier staan al mensen klaar om over te steken. Ik maak een foto, zodat ik kan laten zien hoe het oversteken in zijn werk gaat. 
Om verder te gaan,  passeer ik een veerooster. Er is een natuurgebiedje met koeien. Het fietspad ziet er nog heel nieuw uit en de koeien zijn duidelijk nog geen mensen gewend. Tenminste, dat concludeer ik. Ze gaan geen centimeter opzij. Ik moet van de fiets af en om hopen stront heen stappen om voorbij te kunnen. 
Van de andere kant komt een heel fietsgezelschap aan. Ook zij hebben moeite om de dieren voorbij te komen. 
Na wat kronkels en bochten kom ik op de weg van Rechteren naar Vilsteren. Hier ben ik wel vaker geweest. Ik rijd nu naar kp 63, langs het huis Vilsteren en de kerk.Dan naar kp 48 en 49. Daar wil ik naar het station. Omdat ik er wel vaker kom, denk ik te weten hoe ik moet rijden. Maar toch weet ik het  niet goed, want als ik verder rijd, zal ik in Ommen komen. Dat is niet de bedoeling, want het station is daar niet. Dus terug naar 49 en dan over het landgoed Laarwold naar kp 44. Daar is het station. De trein staat al klaar. Ik kan rustig instappen en dan naar Zwolle. 
Op station Zwolle staat de trein naar Ermelo ook al klaar. Wat een service. Ingestapt en een kopje koffie gemaakt. Dan zijn er nog drie minuten voor het vertrek. Ik heb niet ingecheckt voor de NS, maar voor de vorige trein heb ik ook niet uitgecheckt. Als de wiedeweerga terug gerend naar het vorige perron en alsnog uitgecheckt. En ingecheckt voor de NS.
Snel gedaan en alles is weer in orde. Mijn kopje koffie staat nog onder de stoel. Even later vertrekt de trein. Als we bij Nunspeet zijn, zie ik druppels op de ruit. Dus zal ik toch nog nat worden. Als ik in Ermelo uitstap, trek ik eerst de regenkleding aan. Het regent behoorlijk. Als ik thuis aankom, is het eigenlijk al weer droog. 
Mooi om etenstijd ben ik weer in huis. De fietsafstand is weer 74 km. Een heerlijke fietsdag achter de rug.

5 augustus 2014. Fietsen na de valse start met een verkrampte rug.




Onder het motto: bewegen is goed, ben ik vandaag toch weer op de fiets geklommen. Gisteren eigenlijk ook al, maar vandaag ben ik 's morgens al begonnen.
De zon schijnt, de lucht is blauw, er is geen wind. Een ideaal moment om er even tussenuit te gaan. Zal ik mijn vaste rondje Garderen, Caitwiekerzand en terug doen? Ik zie wel. Dat doe ik wel vaker: gewoon opstappen zonder echt plan en dan zien waar de fiets me heen brengt.  Zo ook nu. Met de zon in mijn gezicht rijd ik de Bosrand op. Dan links naar de Schoolweg. Ik kom langs de volkstuinen en zie mensen ijverig de vruchten van hun land plukken. Toch wel speciaal, dat je daarvan kunt genieten.
Ik rijd verder en ga richting de hei. Er zijn een paar tegenliggers. Het is vakantietijd en dan zijn er meer fietsers op pad dan gewoon. Op de hei is het een vel licht met die zon. Het eerste dat me opvalt, is dat de hei al bloeit. Nog niet uitbundig, maar het is al goed te zien. Dat hoort bij de maand augustus. Als we over een week weer zullen komen, kun je de bloeiende hei ook ruiken. Je ruikt dan de honing. Iemkers kunnen alvast hun kasten er neer zetten.

Als ik verder fiets, staan er mensen op het pad. Ze hebben beladen fietsen, trekkende vakantiegangers. Ze zijn iets onduidelijks aan het doen en gaan aan de kant als ik voorbij kom. Even verder staat een gezin met jonge kinderen. Ook zij willen weer verder fietsen. Ik kan er goed omheen. Aan het eind van het pad, begint de verharding en ga ik naar rechts. Nu rijd ik langs de hei en aan de andere kant is de Flevoweg. Even voorbij het herinneringspunt van het Romeinse marskamp  steekt een hagedis vlak voor mijn wiel de straat over. Zou ik er overheen gereden zijn? Ik keer om en zoek het diertje. Gelukkig, Ik kan het niet vinden. Dus is het niet onder mijn wielen gekomen. Anders zou die toch geplet op de straat moeten liggen. Ik ga weer verder.

Aan het eind ga ik naar links en steek de Flevoweg over. Hier staat een jong stel met een scooter. Zij bespreken met de kaart in de hand, waar ze heen zullen. Ik steek de weg over en ga rechtdoor het bos is. Zo kom ik bij een knooppuntenbord. In deze tijd kun je daar niet voorbij komen zonder mensen te te zien die het bord bekijken en overleggen. Ook nu weer. Vaak staan mensen dan ook nog dwars over het pad, de doorgang te versperren. Deze keer niet. Zoals ik al vermeldde, zijn er heel wat fietsers. Even later komt er een heel stel kinderen op kleine fietsen aan, gevolgd door de ouders. Als je deze weg, de Postweg, afrijdt, kom je bij het kerkje van Staverden. Hier maakt de weg tegenwoordig een vreemde kronkel. De hoofdweg gaat naar links en ik kan over een fietsbaan oversteken. Er komt een auto me tegemoet. Eigenlijk hoort hij me voorrang te geven, maar het is een audi, en dan moet je oppassen. De wagen gaat in volle vaart door de bocht. Ik rijd verder. Langs het bezoekerscentrum. Het bord op de straat nodigt uit om te komen kijken en iets te nuttigen. Dat ga ik niet doen. Ik heb een ander doel. Als ik het kasteel voorbij ben, ga ik naar rechts. Zo kom ik langs de brasserie in de oranjerie van het kasteel. Tegenwoordig zit er standaard een bordje aan de boom, dat de parkeerplaats voor bruiloften en partijen een eindje verder is.  Nou, ik ga ook een eindje verder. Ik zet de fietshelm weer op, want de zon schijnt me lelijk in de ogen. Maar een eind verder is het niet meer nodig en gaat het ding weer af. Onder de bomen is het nog best koel. Het fiets goed, met een pijnlijke rug. Eigenlijk voel ik er niets van zolang ik maar op het zadel zit en doortrap. Niet te hard trappen, want dat voelt onprettig. Er valt me onderweg verder niet veel op. Dan is er de zijweg naar De Beek en het paardencentrum. Hier ga ik naar rechts. Het is er heel stil en geen ander verkeer. Ik moet nodig plassen en dat kan mooi hier even in het bos. Ik stap af en meteen komen er andere fietsers aan. Geen rustig plekje dus. Dan maar even wachten. Als ze voorbij zijn, loop ik het bos een eindje in. Er komen auto's langs. Gek hoor. Is het zo rustig en als het dan opeens zoveel drukte, juist als ik dat even niet kan gebruiken. Maar dan is het toch weer verkeersloos. En kan ik doen, wat ik nodig wil doen.

Als ik deze weg afrijd, kom ik weer op de Flevoweg. Nu ga ik naar rechts. Tot ik kan oversteken en op de hei kom. Hier rijd ik weer heerlijk in de felle zon. Even verder lopen koeien en staat er een bankje. Ik besluit even te rusten en een koekje te eten. Een koe staat met zijn kont naar me toe en opeens poept hij. Nou, dat kun je natuurlijk ook even anders doen. Maar ja, je bent een koe en je moet nodig. Dan ga je niet, zoals ik, een plekje zoeken in het bos, zodat je niet gezien wordt. Nee, een koe doet het waar hij staat. Aan de voorkant graast hij, beter zij, en van achteren rolt het er weer uit. Ze draait zich om en graast waar ze net heeft gekakt. Rare boel.

Ik stap op en vervolg mijn weg. Als ik bijna aan het eind van dit pad ben, komt er een tegenligger. Hij gaat van het pad af. Dat is prettig, dan kan ik over het pad. Maar de reden van door het gras rijden is geen hoffelijkheid naar mij toe. Het schelpenpad is opeens een rulle zandweg geworden. Op het laatste moment zie ik het en kan alleen nog stevig door trappen om niet om te rollen. Aan het eind is er een klaphek. Die staat ook aan het begin van het pad. Dieren kunnen zo niet van de hei af en mensen wel. Ik ga naar links met de bedoeling om een eind verder weer over de hei te gaan in de zon. Want ik fiets zonder shirt. Dat is een prettige manier van zonnebaden. Dus rijd ik even later op het volgende pad weer over de hei. Hier haal ik enkele mensen in en steek dan weer over naar de Flevoweg. Nu rijd ik door tot de rotonde en daar naar rechts, richting Garderen.

Deze weg is een gestaag klimmen en waar je naar rechts kunt, ga ik naar rechts. Nu de weg blijven volgen tot ik weer in Garderen ben. Daar oversteken en dan naar rechts. Zo kom ik in het bos van Drie. Ik rol het Kruipad af en kom in Drie. Ik trap verder en in de buurt van camping De Paalberg is het een hele drukte op de weg en het fietspad. Er staan drie auto's langs de weg, er lopen ook drie mensen op straat, een met een vangnet. Op het fietspad staan een aantal toeschouwers. Ik vraag, wat er aan de hand is. Er blijkt een jong hertje in het bos te lopen. Men is bang dat er ongelukken van komen. Nu is de boswachter bezig om het diertje te vangen. Ik vraag me af wat dit voor nut heeft. Er lopen de hele dag dieren in het bos en soms steken ze de weg over. Zo gaat dat. Het verkeer moet er rekening mee houden en de snelheid aanpassen. Straks hebben ze het dier gevangen en naar de andere kant van de weg gebracht. Steekt het diertje toch weer over, want hij moest aan de overkant zijn. Het risico van aangereden worden blijft. Ik vind het maar een rare excersitie van die boswachters. Menselijke gevoelens gebruiken om dieren te helpen.
Dan maar weer verder. Even later ben ik weer thuis. Hoewel het maar een klein eindje zou zijn, is deze morgenrit toch nog  31 km, best wel veel.

na het middageten rust ik eerst wat uit. Dan komt Bia met het idee om naar 's Heerenloo te gaan. Daar is een kwekerij, waar je goedkoop tuinplanten kunt halen. Dat gaan we doen. Op de fiets erheen. Ik heb geen idee hoe je er moet komen en waar je langs moet. Enkele weken geleden zijn we er wel geweest, maar toen over het terrein van 's Heerenloo. Dat was een heel gezoek.
Bia weet een betere weg. We gaan de Julianalaan af en dan ergens de Horsterweg op naar links. Dan zijn we er snel. De kwekerij blijkt bij de Buitenbrinkweg te zijn.
We kopen er een zestal planten. Er staat heel wat aan planten, maar geen bijzondere. Alleen zaken, die makkelijk te kweken zijn. 

Als we klaar zijn en alles in de fietstassen hebben geladen, komt er een medewerker van de bewoners van 's Heerenloo aanlopen.
" Meneer, ik moet u wat zeggen," roept hij. De jongeman komt naar ons toe en je ziet heb denken: wat zal ik nu zeggen. Hij is duidelijk om een praatje verlegen. Ik wacht af, wat er komen gaat. En ja, daar komt de vraag.
" Woont u in Ermelo?". Ik vertel dat we in Ermelo wonen, helemaal aan de andere kant van het dorp. Is het ver, wil hij weten. Dat valt wel mee, ongeveer 6 km. Mijn fietscomputer geeft de informatie.
Dan kijkt hij naar mijn fiets. " Is die nieuw? Hij is wel mooi." Ik geef eerlijke antwoorden. Daar heeft hij recht op. De fiets is wel mooi, maar niet nieuw.
Ook wl hij nog weten of we veel fietsen. Ja, elke dag. Elke Dag?? Het komt er volg verbazing uit. Ondertussen begin ik te bedenken hoe we hier weg kunnen komen.
Ik maak er een opmerking over en de begeleiders roepen de jongen om te komen. Dat helpt. We nemen afscheid en rijden weer naar huis. Nu over de Horsterweg.

Thuis is er eerst tijd voor een kopje thee en wat rust. De planten poten is voor later. Want we zijn nog niet uitgefietst.
In geen tijden zijn we bij Gasterij Zondag geweest. Een restaurant bij de rotonde in de weg Apeldoorn - Voorthuizen, waar de streekbussen een halteplaats hebben. Je kunt er heerlijk appeltaart eten.
Via de Drieerweg en het Kruipad komen we in Garderen. Daar gaan we naar links en de volgende weg rechts, langs de kerk. Aan het eind van het dorp begint het fietspad. Aan de linkerkant valt een nieuwbouw wijkje op. Er staan niet de standaardwoningen. Ze zijn gebouwd in de stijl van boerderijen uit deze streek.

Dan langs de zandsculpturen en dan afdalen. Het gaat snel en als we er bijna zijn, oppert Bia dat ze wel eens gesloten kunnen zijn. Het is dinsdag. Ik vind dat maar onzin: in de vakantiemaanden ben je toch niet gesloten!.
Toch is het zo. De eigenaren hebben de buit allang binnen en een vrije dag kan er best af. Helaas, geen appeltaart. Maar wat nu.

Zullen we richting Apeldoorn gaan en dan bij Buds, dat is bij de rotonde in Nieuw Milligen wat gaan eten? Welaan. We rijden die kant op. Dit stukje weg hebben we nog nooit gefietst bij mijn weten. Er staan een paar mooie landhuizen. We komen langs de vroegere halteplaats voor koetsen, Oud Milligen. Dan langs de graskwekerijen. Het is nog een heel eind. Verder dan ik dacht.
Ik opper om bij Buds te gaan eten. Dat is een goed idee.
We parkeren de fietsen en zoeken een tafel. Eerst een bij een gezin met kleine kinderen. Daar heb ik niet zo'n zin in. We verhuizen naar de rand van het terras. Daar zit het beter, maar de bediening kijkt niet zo ver. We zitten er al een hele tijd voor we gezien worden. We bestellen koffie met appelgebak zonder slagroom. Ook legt ze er menukaarten bij.  Vrij snel komt de koffie, maar het gebak laat op zich wachten. Als het komt, zit er een flinke dot slagroom bij. Dat is standaard. Men maakt wat men gewend is , en niet wat er gevraagd wordt. Zou dan bij het warme eten ook zo gaan?

We bestellen allebei een vegetarisch gerecht, wel met kaas. Het is verrukkelijk. Eigenlijk missen we de frisse groente die erbij zou passen. We melden het de serveerster, die het blijkbaar meteen tegen de kok gaat zeggen, want als ze terugkomt voor het toetje, zegt ze dat de kok het een goed idee vindt en er wat mee gaat doen.
Tegen Bia zeg ik dat we dan nog eens moeten gaan eten om het te controleren.

Ook het toetje laat op zich wachten. Het is ook wel druk. Het hele terras zit vol. Het is prachtig weer op deze dinsdagavond. En dan het toetje. Bia heeft een kom met advocaatijs en ik een bergje met rum-rozijn en vanilleijs. Het hele bergje is bekleed met slagroom en versierd met karamelsaus, heerlijk.
Het loopt tegen half acht en het wordt er niet warmer op. Dus tijd om weer richting huis te gaan. Ik ga betalen en dan trappen we huiswaarts.Dat is nog een hele reis. Onderweg trekken we nog iets warmers aan, want het is al echt avond met een bijpassende frisse temperatuur.
Voldaan van zo'n heerlijke fietsdag komen we thuis en sluiten de dag af op de gebruikelijke manier. Eerst koffie en dan nog een glaasje wijn.
Ondanks de rugklachten en dankzij de pillen heb ik vandaag 74 km gefietst.

vrijdag 1 augustus 2014

30 juli 2014. De start van een fietstocht volgens Langs Oude Pelgrimswegen



Woensdag morgen, al vroeg wakker, te vroeg om op te staan. Dus nog wat dommelen. Vandaag zal het beginnen. Alle voorbereidingen zijn goed afgerond. En toch klopt er iets niet. Ik zou reuze nerveus moeten zijn om aan mijn drie weken durende fietsvakantie naar St. Jean Pied de Port te beginnen. Ja, ik ben wel super gespannen, maar meer van angst voor de tocht, dan dat ik er zin in heb. Ik zie er gewoon tegenop.
Dat is raar, want vorig jaar ben ik op dezelfde manier drie weken weggeweest voor de Groene Weg naar de Middellandse Zee.
Ik laat me niet kennen en ik ga ervan uit dat het bij de echte start, morgen ,donderdag, wel over zal gaan.
Mijn dochters zijn toevallig ook thuis en mijn kleinzoon van 8 maanden. Als afscheid drinken we samen koffie en eten een stukje appelgebak.

Dan is het echt tijd om te vertrekken. Samen met mijn vrouw ga ik naar het station, daar nemen we afscheid, wensen elkaar de gebruikelijke dingen toe. En het is net of ik er zin in heb.Zwaaien en daar gaat de trein. De reis is begonnen.
In de fietscoupé zitten twee knapen met skateborden. Zij zijn ook onzeker.  Ze weten niet precies waar ze moeten uitstappen. Amersfoort- Vathorst. Maar welke halte is dat ? Ondertussen kijken ze vol bewondering naar mijn opgeladen fiets. Of dat niet zwaar fietst willen ze weten. Nou, dat gaat wel.  Als je eraan gewend bent, valt het wel mee. Ik geef ze een teken dat ze eruit moeten. Ze gaan daar blijkbaar skaten.

De trein rijdt verder en ik stap uit in Utrecht. Daar zijn ze aan het verbouwen en steeds verwonder ik me erover, dat het hele trein- en passagiersgebeuren doorgaat ondanks de werkzaamheden. Heel knap om dat te organiseren en uit te voeren. Met de lift ga ik naar de stationshal, even naar de wc en  dan naar perron 15.
Maar dan bedenk ik me dat ik wel de keuzedag op mijn OV heb geladen, maar niet heb ingecheckt. Dan dat eerst maar hier in Utrecht. Daar merkt de NS niets van als ze niks controleren. Want een conducteur is nergens te bekennen. Daar komt de trein al aan. Met opzet ga ik midden in de morgen op stap met het idee dat de meeste fietsreizigers dan wel vertrokken zullen zijn. Maar nee hoor, de trein van elf uur is ook stampvol fietsers. Ik kan er nog net bij, denk ik. Maar dat denken mensen na mij ook nog. Dat de NS daar niet betere voorzieningen voor maakt.

Een volle trein met fietsers heeft ook wel wat. Vlak na mij stapt er nog een man in met een soort grote vouwfiets. Omdat er geen zitplaatsen meer zijn, gaan we op de trap zitten. Op de stoelen zitten twee jonge heren en een echtpaar met beladen fietsen. Wij, de andere fietsende reiziger en ik, zitten op de traptreden. Ik merk dat ik me zonet,  bij het draaien van mijn beladen fiets, gestoten heb aan mijn heupbotrand. Het doet behoorlijk pijn. Verder stoor ik me er niet aan. Al gauw gaan de vragen over en weer waar we heen gaan en wat we gaan doen. De andere man blijkt van dezelfde leeftijd te zijn. Hij gaat van Maastricht naar Luik fietsen. Ik vertel dat ik langs pelgrimswegen naar de Pyreneeën ga. Maar eerst ga ik van Maastricht naar Epen.
Na 's Hertogenbosch kunnen we allebei zitten en zo praten we in een viertal, wij, de oudere heren en de twee jongemannen. Reizen, politiek en koetjes en kalfjes passeren de revue. En in Sittard verlaten de jongens de trein. We babbelen verder en voordat we het in de gaten hebben, zijn we in Maastricht. Bij het verlaten van de trein, til ik mijn fiets niet zo goed eruit en in mijn rug voelt het iets verdacht. Maar niets ernstigs.
Wel bedenk ik me nu, dat ik door al het gepraat, vergeten ben om me in de trein in fietskleding te steken. Het perron is leeg, in geen velden of wegen is er een mens te zien en er staat een grote pilaar voor me. Een uitgezochte plek om me om te kleden. In een mum van tijd ben ik van reiziger in korte broek, een reiziger in fietstenue. En dan, moet ik nog naar de wc? Is er nog eten nodig om te kopen? Nee. Alleen uitchecken en dan kan de reis beginnen.
Ik verlaat het station en met een grote boog om een bus heen ga ik naar de straat. Aan de overkant zitten fietsreizigers met beladen fietsen op een terrasje. Ik ben niet de enige vakantieganger op een fiets.Ik heb de fiets anders beladen. Het gewicht is beter verdeeld over voor- en achtertassen en de achtertassen hangen lager aan de bagagedrager. Dat is goed te merken. Het rijdt stabieler.

Omdat ik dit al veel vaker heb gedaan, vanuit Maastricht vertrekken voor een fietstocht, weet ik de weg en kan zonder kaartlezerij de weg vinden. Natuurlijk kan ik niet laten om de routebeschrijving uit het boekje Langs Oude Wegen te controleren. Want ze beschrijven de LF6. Zo trap ik Maastricht uit. Het gaat meteen omhoog. Niet steil maar meer valsplat.  Hoewel ik dacht, dat mijn conditie nog goed was, valt het zwaarder dan ik had verwacht. Zo pedaleer ik naar Bemelen. Daar moet je eigenlijk naar rechts een flinke klim nemen. Maar ik kies de gemakkelijke weg en ga rechtdoor. Dan kom ik zonder veel moeite ook bij Gasthuis.
Later neemt de route een andere weg dan de LF6, want ik kom op een andere plek in Gulpen. Deze manier voorkomt een hevig afdalen met een zware fiets. Het gaat langs, ongeveer, de kerk. Bij de stoplichten naar links en dan verder naar Mechelen en Epen. In Gulpen word ik bijna omver gelopen. Een man steekt voor me over en achterom kijkend praat hij tegen iemand, die ik niet kan zien. Opeens stapt een vrouw tussen de geparkeerde auto's vandaan de straat op en loopt zo tegen me aan, terwijl ik daar fiets. Ik geef een schreeuw af en zij schrikt en houdt zich gelukkig in. De fietstassen schuren langs haar heen. Ze roept nog: sorry.
 Ik fiets maar weer verder, want er is geen ongeluk gebeurd. Onderweg heb ik gemerkt, dat de fietstassen steeds tegen mijn voeten komen, vooral aan de rechterkant. Zou de drager toch niet horizontaal zitten? Glijdt de tas daardoor naar voren? Ik ga naar de fietsenmaker in Mechelen en vraag of hij een waterpas heeft om het te controleren. Helaas heeft hij er geen. Dan maar op de camping gevraagd. Via de Bommerigerweg rol ik naar Epen. Daar naar links en omhoog en omlaag en omhoog, ( ja, zo gaat dat) naar camping Klein Kullen in Terziet.
Hoewel het daar vol heet te zijn, wil  de boerin me niet wegsturen. We hebben hier kort geleden twee weken met de caravan gestaan. Er is een mooi plat plekje bij de zandbak en de geiten. Een ideale plek voor een nachtje slapen in mijn tentje.
En ze hebben ook gereedschap en een waterpas om mijn bagagedrager horizontaal te zetten. Want dat is lang niet het geval. Losmaken van dat ding gaat makkelijk. Maar hoe draai ik het weer vast!
Thuis heb ik de Tubus er zelf opgezet en dat was een heel karwei. Twee schroeven onder de drager moeten vast, maar je kunt er eigenlijk niet bij. Na bijna een uur krom staan te prutsen, herinner ik me hoe het de eerste keer ging: van onderen en het spatbord wegduwen. Het zit vast en mijn rug doet pijn. Rechtop staan voelt onprettig. Luchtig denk ik : dat gaat wel weer over. Een beetje rekken en strekken en morgen is alles weer soepel.

Door dit geknutsel is het al bijna half zes en veel te laat om nog naar Gulpen te rijden, waar de Plus supermarkt is. Dan maar eten halen bij de Spar in Epen. Tassen leeg maken en aan de fiets hangen. En dan naar de winkel. Wat ik wil hebben, is er. Twee mandarijnen zijn goedkoper dan de kassière wil aanslaan. Maar ik heb gelijk en betaal niet teveel. Dan weer terug. Zowel heen als terug kom ik langs het wandelhotel In 't Groene Dal. Daar logeer ik wel eens. Ze kennen me er. Ik stap af en krijg meteen de vraag of ik in de war ben met de seizoenen. Ik zou pas in het voorjaar terug komen. Deze keer kom ik om de steeds weer heerlijke appeltaart te proeven. En we babbelen over van alles. Daar merk ik dat mijn rug niet goed voelt voor zo'n lange tocht. Maar dat is morgen wel weer over, beweer ik. Na betaald te hebben, krijg ik het beste gewenst en een goede reis. Ik ga naar mijn tent. Die heb ik opgezet alvorens aan mijn fiets te gaan prutsen.
Op de camping moet ik nu eerst mijn bed klaar maken, luchtbed opblazen, slaapzak van een binnenlaken voorzien en dan eten koken: een groentemengsel met een ui extra en twee tomaten. Daar komt dan nog een klein blikje rode kidneybonen bij. Ondertussen heeft de zilvervliesrijst lang genoeg gekookt om gaar te zijn. En de groente heeft gewoon in heet water staan gaar worden. Het is veel om op te eten en het smaakt met allerlei kruiden heerlijk. Als toetje heb ik nog een bakje sojavla. Een complete maaltijd voor een fietser. Mijn rug doet ondertussen aardig pijn en rechtop lopen is wat lastig. Maar ik houd de moed erin. Afwassen, douchen en op tijd naar bed.
Klokslag tien uur lig ik erin. Het is heerlijk stil en ik denk dat ik snel in slaap zal vallen. Dat blijkt niet het geval. Hoewel ik lekker lig en niet veel draai, slaap ik toch niet echt. Mijn lichaam slaapt wel, maar mijn hoofd blijft min of meer wakker. Er komt kramp in mijn linker voet en onderbeen. Raar, want zoveel vermoeidheid is er toch niet en te weinig water heb ik ook niet gedronken. Af en toe val ik blijkbaar toch in slaap en word dan weer wakker, want dan lig ik anders dan ik eerst lag, terwijl ik niet heb gemerkt, dat ik me heb omgedraaid. Zo gaat het door tot het al een beetje licht begint te worden. Dan val ik echt in slaap.

Even na zeven uur word ik wakker. Ik besluit rustig op te staan. De zon schijnt en het heeft enorm gedauwd. Alles is nat buiten: het gras, de tent, mijn fiets. De zon moet maar goed zijn best doen om alles snel droog te maken. Mijn rug is er niet beter op geworden. Het is als vroeger wel eens gebeurde. Ik kan niet goed rechtop lopen en de spieren zijn lelijk verkrampt. Bia zei gisteren al: als het niet wil, kom je maar terug. Dat blijft steeds in mijn hoofd klinken. Maar dat doe ik niet! Al fietsend gaat het wel weer over leg ik de dame van de caravan uit, die komt vragen of ik lekker geslapen heb. Ik schuifel naar de douche en ga eten, alles inpakken en opladen. Om tien uur precies stap ik op en vertrek. Om de rug wat soepeler te krijgen loop ik naar de weg, de oprijlaan af. Een erg goed begin van een lange reis is dit niet. Ik ben ook erg zenuwachtig. Komt dat omdat ik de route moet vinden? Eerst rijd ik naar Sippenaken. Dan verder richting Plombières. Van de andere kant komen wielrenners. Zij gaan richting Hombourg. Ik stop op de splitsing bij een kapelletje. Er staat een bord, dat het een route is voor fietsers en wandelaars. Ik twijfel. Zal ik deze weg nemen? Dan ben ik misschien eerder op de route. Maar ik doe het niet. Thuis heb ik bedacht welke weg ik neem. Dan nu niet het plan veranderen.
Dus rijd ik verder, zoals ik heb bedacht en bereik  Moresnet. Hier kom ik op de route. Het leuke is, dat ik de weg erheen al vaker heb gereden. Dat zie ik,  nu ik er langs kom. Vooral de hoge spoorbrug imponeert de kleine fietser. Dat mensen zulke hoge dingen kunnen bouwen.
Eenmaal op de goede weg is de spanning weer weg. Zie je wel, het gaat wel goed. Eerst kom ik door Montzen. Ook hier ben ik al eerder geweest. Makkelijk vind ik de goede weg. Vlak voor de spoorbrug is een zijweg.Daar ga ik in. Ik rijd over een weg met de naam Kinkenweg. Het heeft aan beide kanten een wijds uitzicht.
Ik moet mijn best doen om van het landschap te genieten, dat is wel raar. Het is net of ik niet echt hier rijd.
Die Kinkenweg gaat over in een weg met een andere naam en dan stap ik maar af. Veel te steil om te fietsen. Zelfs lopen is eigenlijk niet te doen. Dit stukje weg zou ook anders kunnen. Maar het blijft een feit, dat Henri-Chapelle op een bult ligt. Je moet dus altijd ergens omhoog.
Als ik eindelijk boven ben, is er een veld, waar scouts bezig zijn. En van het zandpad aan de overkant ben ik ook eens vandaan gekomen. Nog steeds op bekend terrein. Dan volg ik de route naar Clermont. Dat betekent dat ik een eind via de drukke N3 moet rijden.Ook dat heb ik dit jaar al een keer gedaan, toen ik in Epens Wandelhotel logeerde.De N3 volgen tot de afslag naar Clermont. Dat betekent ergens rechtaf naar beneden.
In het stadje (dorpje) over de keien meteen weer naar links. Als je de Groene Weg naar de Middellandse Zee fietst, kom je van de overkant door het dorpje onder de poort door. Nu zie ik het alleen maar. Ze zijn er druk bezig met het opbouwen van een feesttent. Zoals de route nu is, ben ik er ook zomaar weer uit. Ik baal, want nu moet ik weer omhoog trappen naar de N3, waar ik net vandaan ben gekomen. Eerst ervan afdalen en dan er weer heen trappen. Dat had ook anders gekund. Niet door Clermont, maar gewoon een kilometer verder langs de N3 en dan naar links. Hier gaat het weer snel naar beneden.
Bij Elsaute eerst over de snelweg en op de rotonde links naar Limbourg. Hier twijfel ik en rijd terug. Toch is het goed. Er is nog een fietser, die ook die kant opgaat en we rijden even samen. De man doet een stuk Groene Weg en dan de Vennbahn terug. Ook een leuk idee voor een weekje trekken.

Tegen een uur of een ben ik bij Limbourg. Hier moet stevig worden geklommen. Ook is het tijd voor de lunch. Op een bankje bij het kerkhof, vlak voor de slotklim, rust ik uit en eet mijn boterhammen. Het is hier goed zitten. Mijn rug blijft pijnlijk. Fietsen wil wel, maar lopen en zitten zijn niet prettig. Ook ben ik nogal moe. Het is warm en zwaar. Zwaarder dan ik me had voorgesteld. Is mijn conditie door alle spanning en vermoeidheid van de laatste weken zo ver weg gezakt? Ik wil het niet weten.
Na het eten stap ik weer op en even later weer af om het laatste stuk naar boven te lopen. Als het weer platter is, ga ik weer rijden. Opstappen is enigszins pijnlijk, maar dan gaat het het weer. Het blijft klimmen en dalen. Ik merk dat ik moeite moet doen om de omgeving in me op te nemen. Het is meer volhouden, dan genieten. Eigenlijk valt er weinig te genieten. Het is vooral pijnlijk, als ik even afstap. En de omgeving lijkt ver weg. Het enige wat wel leuk is, dat ik de weg herken van vorige keren. Twee keer deed ik een rondje naar Stoumont. Via Oude Wegen heen en langs de Groene Weg terug. De eerste keer begon ik op deze weg aan een pelgrimsreis naar Santiago de Compostella.
In de buurt van Theux begin ik steeds meer pijn te krijgen. Ook is het verkeer erg lawaaierig. Hier ben ik aan het eind van de weg en moet links af een drukke weg op. Hoe kom ik aan de overkant?  Ik loop wat heen en weer. Er is een riviertje. Na lang wachten, lukt het eindelijk om aan de overkant te komen en verder te rijden.
Het is even minder druk, maar ik kan er slecht tegen. Door Spixhe is het weer erg druk. Gelukkig kan ik snel naar rechts. Die weg is veel rustiger. Er moet een beetje worden geklommen en het is erg warm. Een vorige keer heb ik aan deze weg ezels gefotografeerd. Nu lijkt de weg breder en beter onderhouden dan toen.Steeds stop ik om water of appelsap te drinken. Elke keer doet het stoppen meer pijn. Zou dit wel goed gaan?
Dan bereik ik La Reid. Hier zou een winkel moeten zijn. Maar ik vind er geen. Wel moet ik van hier nog naar het hoogste punt, voordat ik kan afdalen naar Stoumont. Ik zoek een picknichbank om te rusten. Er staan er meerdere, gelukkig. Nu doet het gaan zitten ook al veel pijn. Tegenover me is een apotheek. Ik raak langzaam aan in de twijfel: hoe nu verder. Ik bel naar huis voor overleg. En dan ga ik naar de farmacie om te vragen of er een taxi of zoiets is, die me naar de trein in Luik kan brengen. Dat bestaat daar niet. Wel krijg ik het advies om terug te rijden naar Theux. Dat is alleen dalen. En in dat stadje kan ik met de trein naar Luik en dan naar Maastricht. Want het is me wel duidelijk. Met zo'n verkrampte rug kan ik niet verder reizen. Het is geen onbekend probleem. Als ik iets doe, waar ik vreselijk tegenop zie, dan zegt mijn rug: zoek het zelf maar uit, maar ik begeef het. De eerste keer dat ik deze pijn had, was ook op een fietsreis. Toen moest ik nog een week en heb volgehouden. De fietsbus wachtte op me.

Nu rijd ik terug naar Theux. Dat gaat makkelijk. Alleen maar rollen naar beneden. Bij een winkel vraag is waar het station is. De spoorbaan heb ik al gezien, maar een station staat nergens aangegeven. De dame in de winkel weet het niet. Ze woont in Luik en weet in Theux niets. Op straat vraag ik het aan een voorbijganger. Het is simpel: de weg vervolgen achter de auto's aan en dan twee keer naar recht. Daar is het station.
Daar  is het  net als in Nederland. Een gesloten gebouw met een kaartjesautomaat. Gelukkig is de automaat ook in het Nederlands. Tot mijn verbazing kan ik er een kaartje naar Maastricht kopen en ook een fietskaart. Mooi geregeld. En betalen gaat gewoon met je pinpas. Dan merk je dat de EU nog zo gek niet is.
Dus kaartjes gekocht. Het zijn vijf stukken papier. Twee als betalingsbewijs en drie voor de reis. Een voor mezelf en twee kaartjes voor de fiets.
Dan blijkt dat ik ruim drie kwartier moet wachten. Dat betekent, even zitten en wat puzzelen, dan weer lopen, dan weer zitten. Een eind verder zit een jongeman. Ik denk dat hij ook met de trein meegaat. Ik loop erheen en vraag in welke richting de trein naar Verviers gaat. Al pratende kom ik te weten, hoe de reis kan gaan. Het kan zijn dat ik eerst naar Verviers ga en dan overstap op een grotere trein naar Luik. Maar het kan ook dat ik in Pepinster, twee haltes verder, over kan stappen en dan naar Luik kan. Ik zal het aan de conducteur vragen. De jongeman gaat niet met de trein mee, blijkt trouwens.

Tegen de tijd dat de trein aan zal komen, stroomt het perron vol met reizigers. Eigenlijk heel grappig. Het was er steeds stil en zonder mensen en dan opeens is het er een drukte van belang. Alsof je een blik reizigers opentrekt en uitstrooit over het perron. Dan is de trein er opeens. Snel er naar toe. Met de zware fiets kan ik er onmogelijk in komen. De instap is minstens een meter, zelfs wel meer, hoger. Het zijn wel zes treden. Zo hoog kan ik die fiets niet tillen met mijn pijnlijke rug.
Gelukkig ziet de jongeman het en tilt het gevaarte in de trein. Ik ben binnen. Dat is het belangrijkste. Bij de volgende halte valt de fiets ook nog om. De trein remt en trekt met een ruk op. Dan komt de conducteur. Niet de vriendelijkste Belg. Hij sommeert, dat ik er in Pepinster weer uit moet, om daar over te stappen op de trein naar Luik. Dat moet dan maar.

Men helpt me met uitstappen. Snel over het perron naar de overkant, waar de volgende trein al staat te wachten. Ook hier is de instap weer veel te hoog. Voor aan de trein staat de conducteur te wenken. Ik moet komen. Ik strompel er zo snel als ik kan heen. De fiets heeft nu ook de functie van rollator. De conducteur wijst op zijn horloge. Het kost allemaal te veel tijd. Ik moet de trein ingaan en het stuur pakken en hij duwt de fiets omhoog. Het is het laadruim bij de machinist. De fiets kan er staan, ik vrees dat hij omvalt. Maar ik mag er niet bijblijven. Ik moet naar de tweede klas gaan en de deur gaat op slot. Zo rijden we naar Luik. Onderweg loop en zit en loop ik weer. Het is een pijnlijke geschiedenis aan het worden. Als we in Luik aankomen, laat ik eerst de tassen uit en dan wordt de fiets eruit gehaald door een medewerker op het perron.
Dan alle tassen weer opladen en naar de lift. Dat is hier een rond ding, waar de fiets krom in kan. Het past maar net. De lift gaat naar beneden. Hier is een grote hal met opgangen naar de perrons. Welk perron moet ik hebben? Er staan wel vertrekborden, maar nergens vind ik Maastricht. Er zit een man op een bank. Ik loop erheen en vraag het. Voor de goede orde: alles gaat natuurlijk in het Frans. Het is een geluk dat ik me in die taal kan redden. Anders was het nog lastiger geweest. De man, die ik aanspreek, wijst me, waar ik straks moet zijn. Eerst ga ik naar de wc. De vriendelijke man past even op mijn fiets. Dan weer naar boven. Weer in zo'n ronde lift. Een mens leert snel. De fiets gaat er al gemakkelijker in.
Op het perron hoef ik niet meer lang te wachten. De trein naar Visé en Maastricht komt er snel aan. Deze trein heeft wel een fietsrijtuig met banken ernaast. De instap is wel weer zo hoog. Ik laad dus weer af, leg alle tassen in de trein. Dan de  fiets erin en zitten.
De conducteur van deze trein is wel vriendelijk en ik vraag waarom ik twee kaartjes heb voor de fiets. De man begint wat te lachen: het ene fietskaartje is voor mij als eigenaar van de fiets en het andere fietskaartje is voor de fiets zelf. Een beetje zot, vindt de man ook. Het zal wel Belgisch zijn, denk ik maar.

Ondertussen heb ik met het thuisfront gebeld. Ik weet dat er om zeven uur een trein uit Maastricht vertrekt. Ik heb bij aankomst acht minuten om over te stappen. En ook in Maastricht doe ik eerst de tassen er weer uit, dan de fiets en dan alles weer opladen. Ook hier gaat het met een lift omhoog en omlaag om op het goede perron te komen. Zo ben ik net op tijd in de trein. Er staat al een racefiets. Dat is geen probleem. Mijn fiets kan zelf staan met de twee standaards, een standaard achter en een aan het voorwiel.

Dan bedenk is dat ik nog niets heb gegeten. Daar is nu mooi de tijd voor. Niet helemaal waar. In de trein naar Maastricht heb ik al vla gegeten. In de schommelende trein haal ik twee bananen tevoorschijn. Opeten gaat natuurlijk best. Als ze op zijn, zit ik met de schillen. Die wil ik in de prullenbak doen. Mijn buurman ziet het en pakt ze om me te helpen. Dat is heel vriendelijk. Toch weiger ik deze hulp. Dat is misschien niet zo aardig. Ik leg het uit. Als ik stil blijf zitten, word ik helemaal stijf en kan straks niet eens de trein weer uitkomen. Bewegen is noodzakelijk. Dus ruim ik mijn afval zelf op. Trouwens blijf ik de hele reis zitten, staan en lopen.
Later krijg ik een dame als buur. Zij is ook met de fiets. Ze vertelt over haar fietsen. Hier hoor ik, dat je met een fiets met 29 inch  banden ook makkelijker heuvels oprijdt. Zou het toch iets zijn om die soort aan te schaffen? Het geeft weer stof tot nadenken.
In Utrecht moet ik overstappen. Dat doe ik weer door eerst de tassen uit te laden en dan de fiets en weer alles opladen.  Hier heb ik alle tijd om naar perron 1 te gaan. De trein komt nog lang niet. Eigenlijk wil ik nog iets te eten hebben. Maar met de fiets bij me kan ik niet ook nog etenswaren vasthouden. Alleen de portemonnee meenemen kan wel, maar de stuurtas tillen is nu te pijnlijk geworden. Een conductrice wil wel even op de fiets letten. Met alleen een portemonnee ga ik naar de kiosk en haar broodjes en een flesje mangosap. En dat samen is een heerlijke maaltijd, 's avonds om half tien. Dan de laatste rit.

Op het station van Ermelo wordt ik opgehaald. Samen met B loop ik naar huis. Zij met mijn fiets en ik de hare. Om half elf zijn we weer thuis. Twee dagen fietsvakantie. Het was een hele belevenis.
Nu eerst maar uitrusten en dan zien of er nog een andere fietstocht gemaakt kan worden.